Tunder liep over de bergen. Hij had Ayelinn, zijn grote liefde, een tijdje niet meer gezien. Hij keek omzich heen. De kou was onverdraagelijk, maar hij zette door! Dat moest hij wou bij de grot komen voor het donker werd, Hij had gehoord over een bloem die allen bij grote kou groeide hij was dus bovenop de berg. Maar de nacht viel al bijna en Tunder moest de grot berijken. Zijn pootjes lagen open en hij rilde. Hij kwam aan bij de grot en kroop er vrijwel meteen in. Er lag nog hout. Zou dat branden met wat bliksem? Hij schoot er wat op af. En ja hoor! Het brandde. Hij lachte en ging bij het kleine vuurtje zitten. Hij bekeek zijn pootjes die waren helemaal open gescheurd. Het prikte pijnlijk maar Tunder was sterk. Hij besloot te gaan slapen en morgen verder te zoeken. Hij lachte nog even en met een gedachte aan Ayelinn die blij zou zijn met de bloemen, viel hij in slaap.