Een vrolijk uitziende Growlithe trippelde door het bos. Ze nam snelle hoge passen en keek ondertussen met bewonderde oogjes en een kwispelende staart rond, wat er schattig uit zag. Na een tijdje hield ze halt en snuffelde ze met haar kleine zwarte neusje aan de grond. Ze conclueerde met haar zintuigen dat er iemand voorbij was gelopen, of eerlijk gezegd, aan de glijsporen gezien, gegleden. Even zette Nouki een bedenkelijk gezicht op, wat voor een wezen glijd over de grond? Ze kon het zich zo een, twee, drie niet zo snel herinneren dus besloot ze op onderzoek uit te gaan. Ze zette zichzelf weer in beweging en bereikte al snel de plek waar de geur sterker werd. Rustig zakte Nouki door haar pootjes, benieuwd naar het wezen dat ieder moment op haar netvlies kon bereiken. Rustig sloop ze verder, dankzij haar zachte voetkussentjes maakte ze geen enkel geluid. Ze verborg zich tussen de struiken waardoor dauwdruppels in haar vacht begonnen te kleven. Nouki had van haar ouders geleerd dat ze altijd voorzichtig moest doen wat betreft vreemden. Soms vergat ze deze raad, maar vandaag niet. Langzaam sloop ze steeds dichterbij. Met haar voorpoot maakte ze een kleine opening in de struiken en keek ze erdoor met haar helder blauwe ogen. Daar, niet veel verderp, lag een nog jonge dratini. Ze lag er erg zielig bij, wat zou er aan de hand zijn? Nouki besloot zichzelf te laten zien, een kleine dratini vormde vast geen bedreiging. "Hoi," zei ze, terwijl ze uit de struiken stapte. Even ging ze een beetje wijdbeens staan om de dauwdruppels uit haar vacht te kunnen schudden. Na dit gedaan te hebben deed ze nog een paar passen naar voren en keek ze de Dratini met een scheve kop aan. "Ik ben Nouki, wie ben jij? En waarom ben je zo verdrietig?" vroeg ze nieuwschierig.