|
|
| Auteur | Bericht |
---|
Shadow Administrator
Aantal berichten : 5471 Leeftijd : 28 Registration date : 07-07-08
Over je pokemon Leeftijd: 18 years. Status: Gezond Partner: Evening ღ
| Onderwerp: Doows verhalen ma nov 02, 2009 9:06 pm | |
| Tja, hij staat al op Parola, en nu dus ook hier =D Hoofdstuk één: - Spoiler:
De Storm.
Een donkere gedaante raasde door het bos. Niemand wist wat het was, of waar het heen ging. Het was alleen. Het was vreemd dat de Pokémon zich vertoonde. De rest school voor de storm die eraan kwam. Het weer was echter nog niet stormachtig. Het was juist overdreven rustig. Er was geen enkel teken dat de wind waaide. Het enige dat duidelijk maakte dat er storm aankwam waren de wolken die de sterren verborgen. In de totale duisternis bleef het wezen rennen, tot het het bos uit was. Pas toen waaide de wind en werd het duidelijk wat voor een ramp het gebied te wachten stond...
Bomen waaiden om terwijl de regen de rivieren liet overstromen. Nog nooit was er een storm met zo'n kracht over de vallei getrokken. De lucht was zo donker dat het nacht had kunnen zijn. Af en toe hoorde je een gil, die dan langzaam wegstierf, terwijl het geluid met de gierende wind werd meegenomen.
Er was echter één wezen dat zich niet verborg. Zij vocht voor haar geboorteland. Grote blauwe volken kwamen van haar lichaam. De Pokémon brulde hard, om te laten horen dat zij vocht. Zij, als enige.. Maar ze vertrouwde erin. De donder sloeg in op de Pokémon, waardoor het duidelijk werd welke Pokémon haar vaderland beschermde. De Manectric was nat van de regen, maar de donder deed haar niks. Ze absorbeerde het alsof ze het opdronk. Weer brulde ze, waarna ze de donder terug stuurde. Een harde knal klonk vanuit de lucht, en de aarde leek te trillen. Een groot gat ontstond in de wolken. De felle zon scheen door een gat. De Manectric werd verlicht, en nu was haar aparte glans beter te zien. Haar vacht was niet blauw, maar zwart. Haar ogen waren feller dan die van de normale Manectric. Verschillende Pokémon kwamen uit hun schuilplaatsen om de Manectric te bedanken, maar zij gromde dat ze terug moesten gaan. "De storm is nog niet gaan liggen." Zei ze. Haar stem was net zoals haar uiterlijk: het straalde een aparte kracht uit die een normale Manectric nooit zou hebben. Zonder nog een woord te zeggen vertrok ze naar andere plekken waar de storm nog wel raasde.
Buiten het bos had de storm een heel ander effect. Hele stukken land waren overstroomd, en je kon het water bijna zien stijgen. Slachtoffers van het stijgende water dreven roerloos door de plassen. Zelfs verschillende Water Pokémon hadden het niet overleefd. De Manectric keek kalm naar de dode lichamen. Ze nam een slok van het water, en haar hele uitdrukking veranderde; het proefde naar rivier. Dat betekende dat ze al te laat bij de rivier zou zijn. Ze draaide haar kop om, naar het gat in de wolken boven het bos, wat al bijna weer dicht was. Ze kon niks meer doen... Niemand had verwacht dat de storm zo sterk zou zijn. Hoog in de lucht probeerde Vlieg Pokémon te ontsnappen, maar ze kwamen geen centimeter vooruit. Uiteindelijk zouden ze uitgeput en doorweekt neerstorten, en bij de andere doden in het water vallen. Maar toch vroeg de Manectric zich iets af. Iedereen had de storm aangevoeld, maar waarom was niemand gevlucht? Zíj was gebleven om haar geboorteland te beschermen, maar de rest.. Ze waren allemaal angstig weggekropen, in de hoop te overleven. Niemand was slim genoeg geweest te vluchten. De Manectric brulde hard, als teken dat ze er vandoor ging. Deze vernietiging was niet te stoppen als zij het alleen deed, en niemand anders was blijkbaar in staat te vechten. Ze vluchtte het gebied uit, langs grote plassen en vele dode lichamen van Pokémon die te laat hadden geprobeerd te vluchten. Achter haar, in het bos vermoedde ze, sloeg de bliksem in. Het werd gevolgd door een oorverdovende knal, en ze wist dat het gebied verloren was. Dat waar zij voor had gevochten was verloren gegaan.. Alles was ze daar had meegemaakt, van haar geboorte tot de geboorte en het overlijden van haar kind, was verloren. Ze zou haar leven opnieuw moeten opbouwen in een nieuw gebied. Die gedachte maakte haar misselijk. Haar familie was wél zo slim geweest te vluchten, omdat zij dat had gevraagd. Zij waren veilig, maar haar partner en vrienden.. Ze vertraagde haar pas, en keek om zich heen. Overal waar ze keek kwam er geen eind aan het donker. Overal waar ze liep zakten haar voeten steeds dieper. Maar zij gaf niet op, want ze wist dat de storm zou gaan liggen. Als ze niet wou verdrinken moest ze omhoog, maar als ze in een boom ging zitten was er de kans dat daar de bliksem insloeg. Er was maar één oplossing. ver, heel ver weg gaan, en haar thuis voorgoed achter zich laten. Misschien, héél misschien zou ze terugkomen en haar oude leventje weer oppakken, maar voorlopig zou ze rondzwerven. Ze stopte met lopen, en bleef staan in de gutsende regen. "Alles, alles ben ik kwijt.." mompelde ze in zichzelf. "Het Lot heeft mijn leven verkloot. Nu zal ik het Lot verkloten." Ze trok haar bovenlip grommend op, en richtte haar kop naar de lucht. "Na alles wat ik heb gedaan verdien ik dit niet!" riep ze. Haar uitdrukking werd kwader en kwader, terwijl ze naar de donkere wolken boven haar staarde. "IK ZAL WRAAK NEMEN! NIEMAND KAN MIJN GEBOORTELAND VERWOESTEN EN ERMEE WEGKOMEN! OOIT, ZEG IK, OOIT NEEM IK WRAAK, EN HET ZAL ZÓ ZOET ZIJN!" Haar stem galmde over de vlaktes. Haar geschreeuw kwam maar net boven het lawaai van de regen uit. "EN IEDEREEN ZAL MIJN NAAM KENNEN! IEDEREEN ZAL HET LATER HEBBEN OVER CLIN, DE MANECTRIC DIE SLIMMER WAS DAN HET LOT!" De regen overstemde haar, terwijl ze uitgeput in elkaar zakte. Clin moest volhouden en zichzelf redden, maar haar energie was op. Door de dichte regen heen zag ze een gedaante naar haar toe komen. Hij zat onder het bloed, en had duidelijk gevochten, maar wat het was kon ze niet zien. "Klim op mijn rug. Ik weet een schuilplaats." Zei de stem van de gedaante. Clin kon niet anders dan met hem mee gaan. Als ze hier zou blijven zou ze toch sterven, en wie weet sprak de gedaante de waarheid wel.
De twee trokken een heel eind de berg op. De onbekende moest Clin meerdere malen ondersteunen. “Geen zorgen, we zijn er zo..” herhaalde de onbekende Pokémon steeds. Clin kende hem niet, dus hoe kon ze hem nou geloven? Maar, aan de andere kant, was het haar enige kans op overleving. Ze moest wel.. Pas na een lange tocht voelde Clin de grond horizontaler worden en voelde ze geen regen meer op zich neer denderen. Dit gevoel was zo verwarrend, dat haar hoofd helemaal leeg raakte.
Langzaam drong het tot Clin door waar ze was. Ze knipperde met haar ogen, terwijl ze voor zich uit staarde. Voor zich zag ze een grote lichtvlek waar de regen achter naar beneden kletterde. Ze draaide haar kop om om achter haar te kunnen kijken. Een aantal groepjes Pokémon zat angstig in elkaar gekropen om elkaar warm te houden.
Een gedaante verscheen in de opening. Het strompelde uitgeput naar binnen, helemaal doorweekt. Het had een lichaam op zijn rug. Clin stond op om te gaan kijken. Rustig liep ze naar de twee toe. Nu viel het haar op wat de gedaante was. Het was dezelfde Pokémon als die haar gered had, en hij zag er vreselijk uit. Zijn vacht zat vol met verdund bloed, en zijn mes was afgebroken. Hij keek naar Clin met een bezorgde blik in zijn ogen. Clin liet haar blik naar de gedaante glijden die hij op zijn rug had. Ze snakte even naar adem, en haar ogen werden groot. Op de rug van de Absol lag.. haar partner. Hij ging liggen, zodat Clin beter bij hem kon. "Nee..." mompelde ze in zichzelf. Ze ging tegen het ijskoude lichaam aan liggen. Tranen gleden over haar wangen, op de doorweekte grond. De Absol keek toe terwijl zij op de grond lag bij haar dode partner.. "Waar?" vroeg ze kortaf. De Absol leek dit verwacht te hebben. Hij antwoordde zo kalm en zo.. normaal. "Midden in een veld. Hij was uitgeput, maar leefde nog toen ik hem vond." Clin keek op, en staarde strak naar de Absol. Hij straalde iets uit, iets wat bijna niemand uitstraalde. "Wat is je naam?" vroeg Clin, terwijl ze opstond. "Acier." Antwoordde de Absol. "Clin." Clin knikte even uit beleefdheid, en keek toen weer naar haar partner. Het was verschrikkelijk hem zo te zien. Ze wist dat ze iedereen kwijt was, maar alsnog deed het pijn. Ze had gehoopt dat haar partner het zou overleven, al wist ze dat de kans heel klein was. Langzaam wendde ze haar blik van hem af, en staarde ze naar de grond. Zachte voetstappen galmden door de grot. "Misschien zijn er nog een paar overlevenden.." klonk de stem van Acier. Een schaduw viel de grot binnen, wat duidelijk maakte dat hij voor de opening stond. Met een zacht, ruisend geluid verdween de schaduw, net als Acier. Clin keek steeds weer naar het lijk van haar partner. Ze moest hem vergeten, en er was maar één manier om dat goed te kunnen. Ze greep het lijk vast, en liep naar de opening van de grot. Het water slokte de onderste delen van de bomen al helemaal op. Overal dreven dode Pokémon. Clin twijfelde niet, en wierp het lijk naar beneden. Het zicht was erg slecht, waardoor het lijk al snel uit het zicht verdween. Clin draaide zich om. Langzaam stapte ze terug de grot in, om zich met de andere Pokémon te mengen.
Het duurde lang voor Acier terugkeerde. Clin had een tijdje geslapen en was net wakker toen hij de grot binnen strompelde. In zijn bek had hij een klein, bruin bolletje. Hij stapte naar de Pokémon achter in de grot, en legde het neer. Het was een zeer jonge Eevee. "Als we samen werken, redden we het." Zei Acier, die zich inmiddels weer omdraaide en naar buiten keek. Clin volgde zijn blik. De regen viel nog even hard naar beneden als eerst. Het leek er niet op dat het snel zou stoppen met regenen. Clin liet haar blik naar Acier glijden. "De storm gaat niet snel liggen." zei ze kalm. "Dat weet ik." antwoordde Acier, net zo kalm als zij. Langzaam stapte hij naar de opening toe, waar hij ging zitten. Clin stond op en ging naast hem zitten. "Moet je niet meer Pokémon redden?" vroeg ze, terwijl ze strak naar buiten staarde. "Nee. Deze Eevee had geluk dat hij nog leefde. De rest is dood." Regendruppels spatten in Clin's gezicht, maar zij negeerde die. Rustig dacht ze nog eens goed na over alles. Iedereen waar ze van hield was ze kwijt. Bijna alle Pokémon in het dal waren verdronken. Het dal liep langzaam helemaal vol met water. De regen bleef maar vallen, en vallen, en vallen... Het was vreselijk slaapverwekkend.
"Acier?" De regen vaagde Clin's stem bijna weg. 'Ja, Clin?" Acier draaide zijn kop om, en keek naar Clin. "Ik heb een doel, en jij volgens mij ook. Het lijkt mij een goed idee samen te werken om onze doelen te voltooien." Nu draaide ook Clin haar kop om naar Acier. Hij grijnsde, en knikte. "Zodra de storm weg is." Beide Pokémon draaiden hun koppen weer om. Weer drongen er gedachten Clin's kop binnen. Zoals het er nu uitzag zou de storm niet stoppen. Zouden ze dan nooit weg kunnen? En al die arme Pokémon in de grot. Clin snoof onhoorbaar. Zij hadden hun kans gehad. Als ze haar hadden geholpen met het verdedigen stond het dal nu misschien niet vol water. Clin stond op, en liep naar achteren. Ze was moe, en wou gaan slapen. Misschien, héél misschien zou de storm zijn opgehouden als ze wakker werd. Met dat kleine beetje hoop viel Clin geleidelijk in slaap, tegen alle andere Pokémon aan.
Het gaat over Clin, een Shiny Manectric, die alles verliest door een verwoestende storm. Ze gaat op reis en doet vanalles, enzo x'D Ze ontmoet een Absol, wiens mes afgebroken is, en een Mightyena die dor de mensen is gemuteert.. Met deze twee gaat ze op reis, om uiteindelijk het Lot te verslaan, enzo.. *inspiloos* Veel leesplezier =D *zucht* Vernieuwde tweede hoofdstuk, en het is kort o.o - Spoiler:
Vrij.
Vijf dagen lang bleef de regen vallen. Iedereen gaf de moed op. Het water in het dal steeg steeds hoger, en het was duidelijk dat het niet lang meer zou duren voor de grot werd gevuld. Pokémon stierven door de honger; er was geen eten in de grot. In totale hongersnood begon iedereen de doden te eten. Het was een vreselijk gezicht, en Clin wou er niet aan mee doen. Niemand scheen te beseffen dat je ook op water kon overleven. En met de regen was er genoeg water. Alleen zij en Acier overleefden zonder anderen te eten. Overal dreven rottende lijken en bessen. Zelfs bomen waren uit de grond geweekt en dreven half door het water. Iedere dag kreeg Clin steeds meer het gevoel dat ze gewoon moesten gaan.
De zesde dag werd Clin gewekt door een fel licht. Even hoopte ze dat het de zon was, maar haar hoop zakte snel naar haar poten. Het kon niet dat de zon zo plotseling en zo fel begon te schijnen. Ze opende haar ogen, en wist niet wat ze zag. De storm was echt weg getrokken. Langzaam liep ze naar de opening van de grot toe. Dit kón niet waar zijn. Alle andere overlevenden speelden vrolijk in het dal, waar geen water meer in stond. Maar niet alleen de overlevenden. Clin's partner stapte met een schittering in zijn ogen naar haar toe. Zij vergat alles om zich heen, en rende vrolijk naar hem toe. Het was allemaal een nachtmerrie geweest... Maar toen verdween hij, en verdween iedereen. Achter Clin kwam een enorme vloedgolf aan. Clin begon te rennen, maar het water was te snel. Ze voelde het water aan haar tenen likken terwijl ze haar eigen leven probeerde te redden. En toen hoorde ze vaagjes een stem iets tegen haar zeggen. "Clin... Clin..." Het duurde even voor ze de stem herkende als die van Acier. "Acier!" riep ze terug. 'Waar ben je?" Acier antwoordde echter niet meer wat ze wou horen. "Clin... Wakker worden..." Zijn stem klonk raar hol, en Clin werd er bijna misselijk van. "Acier, ik ben wakker! Red me!"
Het volgende gebeurde zo snel dat Clin niet wist wat er nou echt gebeurde. Ze voelde zichzelf ronddraaien, en daarna voelde ze een stekende pijn. De stem van Acier klonk weer, maar nu veel duidelijker. "Clin! Het water stijgt te snel.. We moeten hier weg!" Langzaam opende Clin haar ogen, en keek ze recht in die van Acier. "Wat..?" Vroeg ze slaperig. Acier deed niks. Hij staarde alleen maar recht in haar ogen. Clin keek even om. De andere Pokémon waren er nog. "De meesten zijn dood, en de anderen redden het toch niet." Zei Acier vermoeid. "Kom nou gewoon mee!" Verward stond Clin op. “Niks zeggen.” gromde Acier, die de grot uit rende. Clin kon niet anders dan hem zo snel mogelijk volgen.
Al snel zag ze wat hij bedoelde. De bomen onderin het dal waren helemaal verdwenen. De regen viel nog steeds uit de lucht, met nog steeds dezelfde hoeveelheid. Nu waren de dingen die in het water dreven echter beter te zien. Het was zelfs nog vreselijker dan Clin had gedacht. Ze deed een poging haar blik en gedachten af te wenden naar iets anders, al kostte het wat moeite.
Ze liepen steeds hoger en hoger de berg op, Acier gevolgd door Clin. De regen deed steeds meer pijn in hun gezichten, maar het einde was in zicht en ze beven doorgaan. De laatste stappen waren het zwaarst, maar na een lange toch hadden ze de top bereikt. Het land achter het dal was gewoonweg schitterend. Clin's ogen werden groot terwijl ze van het uitzicht genoot. Bomen in alle soorten en maten stonden vrolijk in de regen te zwiepen en te buigen; overal waren gekleurde struiken met de mooiste bessen; rivieren waren krachtig genoeg om al het water van de storm weg te leiden, al stormde het achter het dal veel minder.. Vergeleken met het gebied achter het dal was het dal saai. Een vage berg met een bos, een meer en verschillende rivieren die naar het meer toe liepen. Meer niet, eigenlijk. Clin kon niet wachten het nieuwe gebied te onderzoeken.
Doordat Clin zo in gedachten was, had ze niet door dat Acier alweer verder ging. Vlug sprong ze achter hem aan, richting het prachtige landschap. Voor ze bij een groot, kleurrijk bos zouden komen moesten ze recht door een gigantisch veld vol bloemen. Het was schitterend, zelfs al waren de bloemen verlept door de vele regendruppels. Door de regen was ook de grond aangetast. Het was vreselijk blubberig. Clin's poten zakten weg, en soms moest ze moeite doen ze weer los te trekken. Ze werd moe, maar liet dat niet merken. Als ze zou stoppen zou ze Acier uit het oog verliezen. Da wist ze niet meer waar ze heen moest gaan. Stug hield ze haar pas vol.
De tocht duurde erg lang, en ook Acier werd moe. Het veld leek steeds groter en groter te worden. Uiteindelijk kon Acier ook niet meer, en vertraagde hij zijn pas. “We kunnen niet in het veld rusten.” zei hij, zodra hij dicht bij Clin was. Zij vertraagde haar pas ook, zodat ze samen konden lopen. “Het ziet er niet naar uit dat hier een schuilplaats is.” mompelde Clin. Het veld was nog meters lang, en de grond in konden ze niet. Ze keek even achterom naar de bergen die het dal verscholen. Die waren nog verder weg dan het bos dat voor ze lag. “We moeten volhouden. Als je ziet wat we al hebben afgelegd is dat wat we nog moeten echt niks.” Door die woorden keek Acier ook om. “Je hebt gelijk, kom op.” Hij gaf Clin niet de tijd om nog iets te zeggen, en begon weer te rennen. Clin rende vlug achter hem aan.
Het laatste stuk leek veel sneller te gaan dan de rest. Clin was op een of andere manier heel speels geworden en ze bonkte steeds tegen Acier aan. Dit liet Acier niet zomaar gebeuren; hij bonkte steeds terug. De twee lachten zich rot en bonkten elkaar steeds bijna omver in de modder, die op spatte door hun gespeel. Het spelen stopte toen Clin plotseling over een boomwortel vier. Acier grinnikte met een glimlach. “Ah, je valt voor me..” zei hij grinnikend, maar dat bleek al snel een fout te zijn. Clin stond razendsnel op en vloerde hem. “Wie valt er nou voor wie?” snoof ze arrogant. Ze nam even de tijd om om zich heen te kijken. Eindelijk, eindelijk waren ze in het bos. Ze grijnsde naar Acier. “Hier kunnen we wel een schuilplek vinden.” Acier knikte, en stond op. Zonder nog een woord te zeggen gingen de twee op zoek naar een schuilplaats.
Gelukkig duurde die zoektocht niet lang. Onderweg aten Acier en Clin nog wat van de bessen van de struiken. Al snel vonden ze een gigantische holle boom waar ze perfect in pasten. De opening in de boom zat een heel stuk boven de grond, zodat het water dat op de grond lag er niet in kon komen. Clin was uitgeput, maar nam toch nog even de tijd om na te denken. Een nieuw leven was voor haar begonnen. Het leven dat ze vroeger had zou ze nooit weer kunnen hebben.. Haar familie was ver weg, gevlucht voor de storm, en haar partner was dood. Haar geboorteland was totaal verwoest. Ondanks al die slechte gebeurtenissen was er ook iets goed gebeurt; ze had Acier ontmoet. Hij was, net als Clin, anders dan alle andere van zijn soort. Niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua innerlijk. Dat had Clin meteen gevoeld. Een gruwelijke gedachte drong haar hoofd binnen. De Pokémon die nog in de grot waren geweest.. Waarschijnlijk had het water de grot inmiddels bereikt, en waren ze in hun slaap verdronken.
Plotseling vroeg Clin zich iets af. Ze had Acier nog nooit eerder gezien, maar kende wel iedereen in het dal. Waar was hij opeens vandaan gekomen? Ze zou het wel vragen als ze weer wakker was. Met die laatste gedachte viel Clin vredig in slaap.
Na een lange nacht scheen de zon fel op Clin's kop. Het duurde lang voor ze besefte dat het nu wel echt was. Ze opende traag haar ogen, en keek sloom naar de binnenkant van de holle boom. Een naam schoot haar opeens te binnen; Acier. Wie die Acier was wist ze niet. Ze was nog te duf om zich dat te herinneren. Zuchtend deed ze haar ogen weer dicht. Slapen kon ze niet meer, maar rusten wel.
De rust werd al snel verstoord. Iets viel op Clin's kop. Ze gromde, en opende één oog. Een Absol stond in de opening van de grot. Blijkbaar had hij ze best gegooid, want hij at zelf ook op een. Net toen Clin wou vragen wie hij was, schoot die naam haar weer te binnen. “Goedemorgen, Acier.” Bromde ze chagrijnig. Ze hees haar kop op om beter naar Acier te kunnen kijken. “Precies, een goede morgen.” grijnsde hij, nadat hij zijn bes had doorgeslikt. “Het dal is het zwaarst getroffen. Waarschijnlijk omdat het een kom is, waar al het water in kon worden opgevangen..” Clin fronste door de woorden van Acier. Dat was één reden, maar waarom was de storm het ergste geweest boven het dal? Ze besloot er niet naar te vragen. Acier sprong voor de opening weg en gaf Clin de ruimte. Zij stond op, om door het gat te springen. Ze bleef echter staan bij het zien van de prachtige omgeving. Allerlei bloemen zaten overal, ik alle kleuren die je je maar kon bedenken. Bomen waren bedekt met dikke lagen klimplanten in alle maten; struiken zaten vol met bloemen en vruchten; en alle bladeren waren een schitterende, glanzende groene kleur. “Kom je nog?” grinnikte Acier. Vlug sprong Clin door het gat, waarna ze nog eens goed om zich heen keek. “Het is prachtig..” mompelde ze. “ik zei toch 'een goede morgen'?” Ze grijns van Acier was veranderd in een glimlach. Clin richtte haar blik op hem. “Maar hoe? Hoe kan het dat de regen hier zo snel is gestopt?” vroeg ze. Acier keek haar alleen maar raar aan. “Geen idee, en het doet er ook niet toe.” Antwoordde hij. “Kom op, je hebt nog lang niet alles gezien!” vrolijk rende Acier weg, zonder op Clin te wachten. Zij grijnsde, en rende vlug achter hem aan.
Samen raasden Clin en Acier door het bos, langs de rivieren en over de velden. Ze werden vrolijk van alles wat ze zagen. Niets zou ervoor zorgen dat ze hun tocht zouden stoppen. Ze raasden eindeloos door het gebied buiten het dal. Gedreven door de eindeloze vrijheid die ze nu hadden. Wat ze niet zagen was dat ze bekeken werden.
Laatst aangepast door Shadow op za maa 20, 2010 11:05 pm; in totaal 7 keer bewerkt |
| | | Shadow Administrator
Aantal berichten : 5471 Leeftijd : 28 Registration date : 07-07-08
Over je pokemon Leeftijd: 18 years. Status: Gezond Partner: Evening ღ
| Onderwerp: Re: Doows verhalen zo maa 21, 2010 12:01 am | |
| Topicje omgetoverd tot mijn verhalen-topic. ;D Hier komen dus verhalen waar ik aan begonnen ben, maar ik neit af wil maken. Tenminste, als ik ze nog niet verwijdert heb. Gisteren ben ik begonnen aan een verhaal. Het gaat over een redelijk gewone wereld. Alleen.. iedereen heeft een dier in zich, een magisch dier. Als je genoeg ervaring hebt kan je de gedaante van dat dier aannemen, al is hij dan wel gloeiend en wittig. Ook kan je dier naast je lopen ofzeuw.. En met bepaalde sieraden word je kracht versterkt. Nouja, eerhm. Volgens mij is het voor de rest wel duidelijk in het verhaal. het heeft geen naam of titel. Ik ga het niet afmaken, omdat ik het zelf opeens heel nubbig vindt.. x_x - Spoiler:
Zoals gewoonlijk werd Alissa die morgen wakker. Het was echter geen gewone morgen voor haar. Deze morgen zou ze 12 jaar oud worden.. Ze sprong uit haar bed en kleedde zich vlug aan. Speciaal voor vandaag had ze dat ene rode truitje bewaard. Op de schouders zat alleen maar een bandje, zodat het niet afzakte. De mouwen hingen meer op haar armen. Het truitje was redelijk wijd van onderen, maar strak van boven. Toch knelde het niet. Onder het shirt was maar één ding dat perfect paste; haar favoriete rokje. Het was een vrij simpel spijkerrokje, maar ze had het versierd met lapjes stof en knopen. Het zag er stoer en origineel uit, iets waar Alissa bekend om stond. Na het aankleden stormde ze de trap af, klaar voor cadeaus. Haar moeder zat glunderend op de bank onder het raam. Alissa kon niet anders dan glimlachen toen haar moeder haar vrolijk feliciteerde. Alissa sprong in de armen van haar moeder. ''Dankje!'' riep ze vrolijk. Haar moeder duwde haar van zich af, zacht grinnikend. ''Wil je nu je cadeau of later?'' Alissa keek haar vreemd aan. ''Nu, natuurlijk!'' Haar moeder liep naar de tafel en pakte er een pakje af. Er zat een prachtig papiertje om en het werd helemaal afgemaakt door de sierlijke strik. Alissa pakte het vrolijk aan en maakte het open. Ze was niet verbaasd bij het zien van de doos die er in zat. Het cadeau moest natuurlijk beschermd zijn. Vlug opende ze de doos, om een ander doosje te vinden, gewikkeld in bubbeltjes plastic. Dit doosje was echter meer dan gewoon een doosje. Toen Alissa het er uit haalde voelde ze een vreemde kracht door haar lichaam stromen, en het doosje was prachtig bewerkt. Ze haalde het plastic er voorzichtig af en wierp een blik op het doosje. Het was meer een kistje dan een doosje, en er zat naar haar vermoedens een sieraad in. Voorzichtig greep ze naar het deksel van het kistje, om hem langzaam open te trekken. Zoals Alissa verwacht had zat er een sieraad in. Het lag op een soort kussentje, in een 'houding' waardoor het goed te zien was. Er zaten allemaal kleine hangertjes aan met schitterende edelstenen. Ze straalden een kracht uit die Alissa iets eerder ook al gevoeld had, toen ze het kistje gepakt had. Vooral de grootste edelsteen straalde iets uit, iets dat bijna tastbaar leek.. Haar hand leek automatisch richting het voorwerp te gaan. Zonder er echt bij na te denken tilde ze het op uit het kistje, om het vervolgens beter te bekijken. Ze besefte nu pas dat er in de kleine edelsteentjes dieren te zien waren. Ze waren piepklein, maar herkenbaar. In de grootste zag ze een wolven jong. Wolven.. Ze keek even beter naar de andere beesten. ''Mam..'' mompelde ze verbaasd. ''Wat zie je, lieverd?'' vroeg haar moeder glimlachend. ''Wolven.'' Alissa keek om naar haar moeder, die nog trotser leek dan ooit tevoren. Wat was er zo goed aan wolven zien in edelsteentjes? ''Kijk maar!'' Alissa liep naar haar moeder en gaf de ketting. Haar moeder pakte hem aan. Na even er naar gekeken te hebben sloot ze haar ogen. ''Ik zie geen wolven,'' sprak ze. Alissa was stomverbaasd. Er waren toch echt wolven geweest in de edelstenen. ''Ik zie panda's.'' Alissa pakte het juweel weer van haar moeder af en keek er in. Ja hoor, wolven. ''Hoe kan dat?'' vroeg ze, bang dat ze gek aan het worden was. Haar moeder grinnikte zachtjes. ''Alissa..'' prak ze. ''Iedereen heeft een dier in zich. Ik een Panda en jij blijkbaar een Wolf. Het dier wat je bent is een symbool, je innerlijke zelf. Dit juweel geeft je de kracht om het dier in je naar buiten te halen. Al heb je er nog wel één ander ding voor nodig..'' Alissa had haar moeder met open mond aangekeken terwijl ze sprak. Wauw.. Nu stond haar moeder op, blijkbaar om ergens heen te gaan. ''Trek je jas aan, we gaan naar buiten.'' Alissa deed wat haar moeder haar zei. Ze liep met de ketting nog in haar hand naar de gang om haar jas te pakken en aan te trekken. Het was lente, niet echt een koude tijd, maar vandaag was koud. Zelfs al scheen de zon heel fel, het bleef frisjes. ''Doe hem maar om,'' zei haar moeder opeens toen ze bij de deur stonden. Ze wees op de ketting in Alissa's handen. Zij deed hem met een simpele beweging om, alsof hij zichzelf sloot. Meteen voelde ze zich krachtiger, vrolijker. Haar moeder opende de deur en zij liep achter haar aan. De kou viel wel mee, vond Alissa. Of kwam het door het juweel? En waar gingen ze eigenlijk heen? Alissa wist dat er iets magisch aan deze wereld was. Iedereen had wel iets speciaals, maar zij had het hare eigenlijk nog nooit ontdekt. Was zij dan speciaal doordat ze een Wolf in zich had? Maar.. haar moeder had ook een dier in zich gehad. Wat had zij dan? ''Mam?'' Alissa keek haar moeder vragend aan. ''Ja?'' Alissa dacht even na over haar vraag. Ze besloot dat het het beste was om het te vragen. ''Iedereen heeft een speciale kracht, behalve ik.. Hoe kan dat?'' Haar moeder grinnikte. ''Jij hebt ook een kracht,'' sprak ze. ''Je hebt hem alleen nog niet gevonden. We zijn er bijna.'' Alissa had niet eens door gehad dat ze het bos in waren gegaan. Ze waren diep in het bos, ver van de paden af. Alissa had geen idee wat haar moeder nu weer zou laten zien. Straks begonnen de bomen opeens te praten of zo.. ''Wie betreedt mijn land?'' klonk er opeens. Alissa maakte een sprongetje van schrik en keek bang om zich heen. Was er nou een boom aan het praten? ''Liron, ik ben het,'' sprak Alissa's moeder kalm. ''Ik heb je dochter bij me.'' Alissa schrok zo van die zin dat ze bijna omviel. Was haar vader een boom? ''Alissa..?'' klonk de onbekende stem. ''J-ja?'' beantwoordde Alissa hem met trillende stem. Achter de bomen zag ze iets bewegen, iets dat een zilverachtig licht gaf. Het stapte gracieus tussen de bomen door. Nu het dichterbij kwam besefte Alissa dat het een leeuw was. ''Delaney, dank je,'' sprak de leeuw toen hij eenmaal voor de twee stond. Alissa staarde met open mond naar het wezen. Wie of wat was hij? Zijn blik gleed van haar moeder naar haar. ''Alissa,'' zei hij met zijn zware stem. ''Jij gelooft vast niet dat ik je vader ben, of wel?'' Alissa schudde langzaam met haar hoofd. ''Mijn vader is een mens, meneer,'' mompelde ze zachtjes. De leeuw lachte luid, maar vriendelijk. ''Ik ben ook een mens,'' zei hij, breed glimlachend, ''het dier in mij heeft echter mijn uiterlijk ook overgenomen.'' Nu begreep Alissa het echt niet meer. Het dier in je kon ook naar buiten komen? ''Om dat te kunnen moet je jaren oefenen,'' zei Liron met een knipoog. Alissa knikte, om niet onbeleefd te lijken. ''Kniel voor mij.'' Alissa vond het een raar bevel, maar kon het niet negeren. Liron draaide zich om en deed een paar passen naar achteren. Vervolgens draaide hij zich weer om, zodat hij vanaf een afstandje tegen hen kon praten. ''Alissa Lovec,'' sprak Liron streng. Zijn stem leek opeens vreselijk te galmen. ''Vanaf vandaag zul jij gebruik kunnen maken van jou magische dier. Het dier dat in jou schuilt wil vandaag naar buiten komen. Je hebt haar kunnen zien door je sieraad. Vanaf vandaag kan ze naast je lopen, en kan je met haar communiceren. Als je dat wilt, tenminste.'' Alissa keek een beetje op en zag dat Liron op antwoord wachtte. ''Dat wil ik,'' zei ze, zo zelfverzekerd mogelijk. ''Dan,'' sprak de grote leeuw, die in haar richting liep, ''geef ik je nu.. de kracht.'' Bij zijn laatste woord tikte hij met de pluim op zijn staart tegen haar voorhoofd. Hoewel het een klein tikje was; het kwam hard aan. Alissa had het gevoel alsof ze achteruit door een buis getrokken werd. Net toen ze dacht dat ze ging overgeven hield het op. Voor haar stond een klein, wit met grijs wolven jong. Het keek geďnteresseerd naar haar. Het kleine staartje begon langzaam heen en weer te wiegen. Ze kefte vrolijk en sprong naar Alissa toe. Zij ving het wezentje en begon haar te aaien. Ze moest een naam hebben.. ''Leya?'' Het jong keek haar even aan, en begon toen haar wang te likken. Helaas werd Alissa opnieuw door die gang getrokken. De pup bleef achter waar ze was. Alissa was verbaasd toen ze merkte dat ze nog recht op de grond zat. Ze had het gevoel dat ze ieder moment kon overgeven, en durfde niet te praten. ''Welk dier zag je?'' vroeg Liron vriendelijk. ''Wolf,'' bracht Alissa met moeite uit. Ze kwam langzaam overeind, en zag dat Liron weer op zijn plek zat waar hij haar streng had toegesproken. Hij glimlachte trots, net als wat haar moeder gedaan had. ''Hoe heb je haar genoemd?'' Alissa trok een heel vaag gezicht. ''Hoe weet u dat ik haar een naam gaf?'' vroeg ze verbaasd. ''Iedereen doet dat bij zijn of haar eerste ontmoeting,'' sprak Liron. Aha.. ''Haar naam is Leya,'' sprak Alissa toen.
Tja, en daarna besloot ik mijn verhaal niet af te maken. 8D |
| | | |
Soortgelijke onderwerpen | |
|
| Permissies van dit forum: | Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
| |
| |
| |
|