Chaser
Aantal berichten : 14 Leeftijd : 30 Registration date : 14-12-11
Over je pokemon Leeftijd: 3 Status: Gezond Partner: /
| Onderwerp: Het Pad wo jun 06, 2012 10:01 pm | |
| dit is een van mijn eerste verhalen dus het is niet super goed( vind ik ) maar vind het leuk om te laten lezen Veel leesplezier! - Spoiler:
Het pad
Proloog
Het pad. Iedereen praat erover, iedereen zegt dat het er spookt, dus ben ik Susan Moon samen met mijn broer Peter het gaan uitzoeken. Nu zou ik wensen dat ik dat nooit gedaan had. Dat ik nooit zo nieuwsgierig was geweest. En vooral dat ik niet in het donker was doorgelopen. Op weg naar het geluid, op weg naar de hel
hoofdstuk 1 Ik sliep in mijn hangmat en ik was doodmoe want ik had feest gevierd ik was 16 geworden en peter had voor het eerst gejaagd met zijn boog en met succes! We hadden gefeest tot diep in de nacht ruw werd ik wakker gemaakt door peter die op mij sprong en in mijn oor schreeuwde: “wakker worden zusje, de zon schijnt!” “ja, ja ik kom eraan”mompelde ik vermoeid en geïrriteerd Snel kleedde ik me aan en liep naar buiten. Mijn ogen prikte door het felle licht van de zon, ik liep verder met mijn ogen dicht. “AUW!” riep ik. Ik was onder het lopen tegen de houten tafel aangelopen. Ik keek naar mijn been, er zat een grote schaafwond op. Het was niet zo erg, maar het deed wel pijn! Mijn broer liep waaks door het dorp, met zijn pijl en boog in de hand. Hij was namelijk een van de sterkste jonge mannen in ons dorp. Geritsel, tenminste ik dacht dat ik dat hoorde. Ik luisterde heel aandachtig en inderdaad nu hoorde ik het heel duidelijk. Het kwam uit het bos. Ik floot naar mijn broer, ons teken voor gevaar, en wees naar het bos. We liepen er voorzichtig op af en ik pakte mijn speer. We hoorden gesnuif en daarna gegrom. Ik stond daar, samen met mijn broer, met onze wapens in de hand. Eerst zagen we een poot, daarna een snuit. Het was een bruine beer! Hij snoof draaide zich om en zag ons De beer ging op zijn achter poten staan, klaar om aan te vallen.
hoofdstuk 2 De beer zetten zijn voorpoten neer en rende op ons af, met een oorverdovend gebrul. En ik stond daar maar verstijft van angst. Mijn broer had het waarschijnlijk gezien want hij sprong voor me en schoot een pijl af, mis. Hij schoot een tweede, en deze raakte de beer in zijn rechter voorpoot. De beer stopte even, keek naar zijn poot en rende daarna weer verder op ons af. Het leek wel of het hem niet deerde! Ik kwam weer bij zinnen en gooide mijn speer naar zijn nek, ik raakte hem maar het gaf niet veel schade. “ren!” riep ik naar mijn broer maar hij bleef staan. “nee”zei hij, “ga ik leid de beer wel af”. Hij zei het rustig maar ik zag dat hij in paniek was. “ga!”riep hij, en ik rende er vandoor zo snel als ik kon. Mijn broer dacht ik en ik wou terug gaan om hem te helpen maar iets hield me tegen en ik rende door, naar mijn vader. “vader wakker worden!” “wat is er?” vroeg hij slaperig. “peter, er is een beer aan de rand van het bos!” “wat! En waarom ben je hem niet aan het helpen dan!” “ik…” ik zuchtte ik voelde me zo laf “hij zei dat ik moest rennen” “oké. Ik ga hem helpen. Blijf hier. Tot zo” hij pakte zijn eigen speer op en rende naar buiten “Tot zo” zei ik zacht. Ik dacht aan mijn moeder, sinds haar dood was vader altijd snel geprikkeld. Ik liep de tent uit en keek naar de bosrand. Er klopt iets niet dacht ik. Ik hoorde een geluid achter mij, en draaide me om. Daar stond hij, de beer, op zijn achterpoten, bloed droop van zijn tanden. O nee! Dacht ik peter! Vader! Er klonk een zoevend geluid, de beer brulde even en rende toen het bos weer in. Toen ik goed naar de beer keek zag ik dat hij een pijl in zijn rug had. “Zusje, alles goed?” hoorde ik Peter, al hijgend, vragen “Peter! Je leeft nog!” ik omhelsde hem krachtig, zo blij was ik. Toen ik de knuffel verbrak keek ik in peter zijn ogen. Ze keken mij verdrietig aan “ja, ik wel, maar vader is gedood door de beer!” Nee, dacht ik nee! Ik zakte op mijn knieën en begon te huilen. Heel Hard te huilen.
hoofdstuk 3 “Sshh, het is oké” zei ik sussend tegen mijn broer. Na 30 minuten was ik gestopt met huilen en peter was heel rustig. Nou ja eerlijk gezegd, na 5 minuten was hij ook ingestort en ik was naast hem gaan zitten met mijn arm om hem heen. “ik ga achter die beer aan!”schreeuwde peter hard in mijn oor, waardoor ik van de boomstam -waar we op zaten - viel. “peter, je weet toch dat je met wraak niets bereikt? Vader had nooit gewild dat..” “ja, dat weet ik ja! Maar vader is dood! Hij kan toch niets meer doen!” Hij was verblind door woede en verdriet en daardoor ook wraak. Wraak op het wilde beest, wraak op de beer. Peter stond op, pakte zijn pijl en boog en liep naar buiten. “ga je mee? Om achter de beer aan te gaan?” ‘ja, maar alleen om er voor te zorgen dat jou niks overkomt maar ik keur het niet goed dat je de beer wil doden” Dus liep ik achter hem aan, weg van het dorp, weg van de geur van bloed, weg van mijn thuis.
hoofdstuk 4 Het was donker in het bos en stil, doodstil. Te stil. Ik had geprobeerd peter ervan te overtuigen terug te gaan, maar hij was vastbesloten om door te lopen. We liepen nu al een paar uur en we waren doodop en daarom sloegen we ons kamp achter een paar bomen en struiken. We zetten de tent op en maakten onze bedden klaar. Ik kleedde me om en viel al snel in een vaste slaap.
Peter.pov
Mijn zus was zo koppig! Ik ook wel, maar begreep ze dan niet dat die beer een moordenaar is! Hij moest boeten voor wat hij had gedaan! Ik keek naar Susan en zag dat ze al lag te slapen. Ik lag een tijdje te denken over wat vader allemaal had gezegd toen we klein waren: dood is net als slaap ooit kom je er weer uit en leef je weer. Dit had hij gezegd toen moeder net was overleden, we waren toen 3 en dus geloofden we alles wat hij zei. Ik wist nu dat het niet waar was, maar ergens diep van binnen hoopte ik er toch op. Al snel sliep ik maar midden in de nacht schrok ik wakker. Ik zat rechtop in mijn bed. “Susan, Susan”fluisterde ik. “wat is er?” vroeg ze slaperig “Ik dacht Dat ik wat hoorde, buiten”. “peter” zei ze een beetje sarcastisch “we zij in een bos, met dieren. Het is vast een eekhoorn of een vos of weet ik veel wat” zei ze kattig “maar “begon ik “het kan toch ook weer die beer zijn? ” “ja, dat kan ja, en nee je gaat niet naar buiten om te kijken!” Dat zei ze omdat ze zag dat ik de tent uit wilde gaan, en omdat ze me goed kende. “oké, oké ik ga al weer slapen!” katte ik terug. Ik ging liggen. Ik wachtte tot ze sliep wat, gelukkig, heel snel was. En ik ging naar buiten, de koude zwarte nacht in. Om te kijken wat het was. En nu wou ik dat ik dat nooit gedaan had.
hoofdstuk 5 Ik stond daar buiten, in de kou. In de verte hoorde ik een wolf huilen. Ik keek omhoog: volle maan. Verschrikt draaide me om. “wie is daar!” riep ik. Ik voelde mijn hart sneller kloppen, nog nooit in mijn leven was ik ooit zo bang geweest. Maar waar was ik bang voor? Ik wist het niet. Bang voor het donker misschien? Nee, ik denk het niet. Ik hoorde een groot beest lopen. Het was veel groter dan de beer van vanochtend. Het gromde, heel diep en laag en hard en lang. Ik hoorde het snuiven, lopen, stoppen. Ik hoorde alles. Alles wat hij deed. Alles. Ik hoorde zijn spieren spannen voor de sprong. Of was dat in mijn hoofd? Ik wist het niet meer. Het enige wat ik wist was dat ik Susan moest wakker moest maken en rennen, hard weg rennen. Ik rende naar de tent, ik was niet zo ver gegaan, maar het leek wel zo. Het beest rende achter me aan. Ik viel over een boomtak en ik was verstijfd. Het beest zette een poot op mijn borst. De poot alleen al was gigantisch. Ik zag zijn ogen groot, rond en geel. Ik zag zijn tanden dichter bij komen, geel, lang puntig en zo scherp als messen. Ik gilde, ik weet niet waarom misschien hoopte ik dat Susan me hoorde of misschien hoopte ik dat het het beest zou afschrikken, maar ik gilde, ik gilde de longen uit mijn lijf.
Susan pov. Ik schrok wakker, ik was nog steeds in mijn tent, ik keek naar peters bed, het was leeg. Ik ging naar buiten, opzoek naar peter. Ik had het sterke gevoel dat er iets mis was, iets goed mis. Ik pakte een stok en maakte hem aan met het kampvuur wat nog licht brandde. Ik liep verder, gespannen en alert, ik hoorde peter gillen en ging sneller lopen. Daar zag ik hem op de grond verlamd van angst, met een groot beest op hem. Ik weet niet of ik het goed had gezien maar het leek heel erg veel op een wolf. Ik schreeuwde naar de wolf, maar het negeerde me. Ik gooide stenen en het beest keek op, daardoor kon ik zijn kop goed bekijken, de stenen deerde hem niet, zijn aandacht bleef gevestigd op peter. Dit was geen normale wolf, wolven zijn nooit zo groot maar toch, het was een gigantische wolfachtig beest. Een weerwolf? “Peter!” schreeuwde ik. Nu keek het beest wel en het huilde naar de volle maan. Het sprong van peter af recht op mij af, Met zijn tanden ontbloot. Kwijl liep langs zijn mondhoeken omlaag.
Hoofdstuk 6 Ik sprong aan de kant en het dier knalde tegen een boom. Ik pakte een stok, een grote lange, scherpe stok. De weerwolf schudde zijn kop, en kwam weer op mij afgerend ik stak de punt van mijn stok naar voren, het dier had geen tijd meer om te stoppen of af te wenden en de punt boorde zich in het vlees. De weerwolf jankte van de pijn, ik keek waar ik ham had geraakt, bij zijn keel, oftewel zijn slagader en luchtpijp waren doorboord. Ik hoorde hem stikken en voelde het bloed op mijn hand. Ik liet de stok los en ging naar Peter, alles was goed met hem hij was alleen in shock. Ik keek om naar de wolf, het was dood. Ik slaakte een zucht van opluchting. Snel veegde ik mijn met bloed en kwijl bedekte handen af aan het gras. “kom mee”zei ik tegen mijn broer “alles is goed, de weerwolf is dood, en hij kan je niks meer doen” peter knikte en stond op ik pakte zijn hand en liep naar de tent, klaar om in te pakken, klaar om te vertrekken uit dit gruwelijke bos en klaar om het spoor van de beer te volgen.
Hoofdstuk 7 We liepen nu al een paar uur, we waren het bos al uit en we liepen naar een berg. Ik had van deze plek gehoord, het was de duivels berg omdat er veel mensen zijn omgekomen door sneeuwlawines en andere, onverklaarbare, dingen “zullen we door gaan?” vroeg ik aan peter. “ja”antwoordde hij emotieloos. Ik was bezorgd om mijn broer, hij maakte niet veel contact meer met mij.
Peter.pov IK keek nar mijn zus, ze snapte niet dat ik wraak wou! Ten minste daar leek het op. Ik keek naar de lucht, het begon te sneeuwen. Geweldig! Sneeuw was wel het laatste wat ik wou om de berg op te komen, zo werd het alleen maar moeilijker! Ik liep verder en hoorde dat Susan volgde. “tijd voor de klim!” zei ik tegen haar “ja inderdaad, peter, tijd voor de klim.” En daar gingen we, de berg op. De sneeuw in. Het was gevaarlijk, vooral mat de sneeuwstormen die zomaar konden opdoemen, lawines die los kwamen bij maar een zacht geluidje. We spraken daarom niet meer, bang voor de lawines, bang om er onder te komen en weg te zakken in de eeuwige slaap.
hoofdstuk 8 Ik schrok wakker door een schreeuw, alsof een wild dier uit de prehistorie schreeuwde als hij een prooi had gespot. Ik hoopte dat ik het had gedroomd
Susan lag nog rustig te slapen. Ze sliep heel vaak erg diep. Ik zuchtte geërgerd, sinds die aanvaring met de wolf was ik bang voor elk vreemd geluid. Even ik legde mijn hoofd op mijn kussen en dacht dat ik niet zou slapen maar mijn ogen gingen toe, ik viel in een lange droomloze slaap.
3 dagen later
Ik deed mijn ogen open, wit, ik zag wit. Was ik bedolfd onder de sneeuw? Maar, ik kon ademen en onder sneeuw, kon je daar ademen? “Susan?” geen antwoord. “Susan! Waar ben je!” Weer stilte. Bonk!Bonk!Bonk! Oké, dat was geen stilte meer. Misschien was het Susan! “Susan ben jij dat?” Doodse stilte.
Ik hoorde een gegrom, niet het gegrom van de wolf van een aantal nachten geleden, maar het klonk als een mens. Gromde mensen? Ik weet het niet, ja vroeger maar nu? Ik dacht van niet. Had ik het fout? Aahg! Waarom was ik mezelf vragen aan het stellen! “Misschien door de kou” zei een stemmetje in mijn hoofd “houd op!” zei ik tegen mezelf en ik begon me op mijn hoofd te slaan, om de stem maar te laten doven. De kou misschien? Dat is het! Ik ben in een grot! Denk ik. Bonk!Bonk!Bonk! Het kwam dichterbij. O nee! Ik raakte in paniek. Alweer. Ik keek om me heen, geen schuilplaats. Verdorie! Ik deed mijn ogen dicht en maakte me zo klein mogelijk, om maar niet gezien te worden. Ik voelde dat ik werd opgetild door iets groots en harigs. En het stonk naar natte vacht. Bah! Ik deed voorzichtig een oog open. En het was wit. Oké, wat kon het zijn? Een ijsbeer? Nee, vast niet. Die leefde hier toch niet? En die konden me toch niet optillen? “peter!”hoorde ik iemand gillen in paniek Ik dacht maar 1 ding: Susan.
Susan.pov Ik keek geschokt naar mijn broer, het beest, wat ik had geïdentificeerd als een yeti, had mijn broer op 1 van zijn grote armen bungelen. Ik kon niet honderd procent meer denken maar van mijn instinct, hoofd en andere dingen die ik nog - een beetje - kon gebruiken, pakte ik mijn rugtas en zocht mijn mes. De yeti was zo geobsedeerd door peter dat het mij niet gezien, gehoord of geroken had. Ik was ontsnapt uit mijn sneeuwcel, zo had ik het maar genoemd het was een soort grot uitgehold in sneeuw. Ik voelde iets kouds en scherps en wist dat het mijn mes was, ik haalde het er uit en gooide het naar de plaats waar de yeti zijn hart had moeten zitten. Maar mijn mesje kwam niet door zijn dikke huid en vacht heen. Het keek mijn kant uit, brulde en kwam achter mij aan, woest omdat ik hem had geprobeerd te vermoorden, woest omdat ik was ontsnapt, woest omdat ik hem langer moest laten wachten op zijn lunch.
hoofdstuk 9 Ik rende weg voor het beest, ik weet niet waarom maar ik rende maar buiten. Buiten was het koud, ijskoud. Er waaide een sneeuwstorm die alles bedekte en de bomen naar rechts deed buigen. Ik rende naar links, de berg af terug naar de openvlakte. De yeti volgde nog steeds met peter aan zijn arm. Ik rende, maar kon niet zien waar ik heen ging. Ik rende, en voelde al snel de kou niet meer. Ik rende harder waardoor ik bijna struikelde. Ik rende, maar ik ging niet snel, de harde wind en sneeuw hielden het tegen. Ik rende, totdat ik niet meer verder kon doordat de weg hier ophield
hoofdstuk 10 Ik zat vast. Vast als een rat in de val. Ik hoorde en zag de yeti al aankomen rennen. De sneeuwstorm werd harder en de sneeuw werd dikker waardoor ik bijna niets meer kon zien. Het leek alsof de sneeuw me probeerde te beschermen. Ik weet dat het gek klink maar het leek echt zo. De sneeuw cirkelde om me heen als een draaikolk in het water. De yeti was nu heel dicht bij, nog maar 3 meter en hij kon me grijpen met zijn handen. “blijf van hun af!”klonk een stem die ik zo goed kende maar nu oh zo vreemd leek. Het was de stem van mijn vader. Het kon niet. Het is niet mogelijk. Het moest mijn hoofd zijn die zich dingen verbeelde. Weer klonk de stem van mijn vader “blijf van mijn kinderen af!” galmde zijn stem Ik keek om me heen of ik hem zag maar ik zag hem niet. Ik keek voor me, en daar zag ik het in de sneeuw. De sneeuw had de vorm van een mens, een man, mijn vader zijn ogen gaven fel licht, zijn lichaam was wit door de sneeuw. Ik wist niet of hij dood was of leefde, maar hij was daar. De yeti liet peter los en rende weg. Hij was geschrokken daar de verschijning van onze vader. Voor de Yeti was het waarschijnlijk angstaanjagend voor mij was het gelukkigste moment wat ik ooi heb gekend. “vader! U leeft!” “nee, mijn kind, ik leef niet ik ben dood maar kan verschijnen voor jullie, mijn bloedverwanten, mijn familie, als geest. De yeti zag me als het monster wat hij en vele andere wezen vrezen: een Basilisk. Ik huilde, van opluchting, verdriet en blijdschap. “vader?”vroeg peter “de beer, waar is hij heen?” “zoon, als ik dat zeg dood je iets wat zijn instinct volgde, deze beer had jongen en zag ons en onze wapens als bedreiging. Daarom viel het ons aan daarom was het boos en bang om haar jongen te verliezen. “maar” “nee, geen ge maar ga terug naar huis en zorg voor onze mensen en onze dieren. Peter, het is jou taak om mijn plaats als stamhoofd over te nemen. Laat je niet lijden door wraak dan word je gek en zal je duister worden. De wereld zal vergaan. De goden zullen zich tegen je keren. En ik zou dat nooit willen, jouw zus ook niet net las jij zelf, dat weet ik” “laat je niet lijden door wraak!” weerklonk het weer. Toen verdween hij, terug naar boven terug naar de rest. Terug naar onze moeder.
hoofdstuk 11 En dus gingen we terug, luisterend naar onze vader. “ha! Ik had toch gezegd dat je niet achter de beer aan moest gaan!” zie ik treiterig maar aardig. “ja, dat weet ik nu wel”antwoordde mijn broer geïrriteerd. Ik had het namelijk al een aantal uur achterelkaar, om de 5 minuten, gezegd. Na 4 dagen lopen waren we terug in het dorp. We keken of alles nog goed was, keken of de dorpelingen nog gezond waren en vertelde ze over onze avonturen die we beleefd hadden onderweg. Ze luisterde gespannen en de kinderen wilden niet naar bed. Hun moeders moesten ze mee sleuren om ze bij ons weg te krijgen. Het dorp was wel leeg zonder onze vader maar het wende met de tijd. Peter was het nu dus hoofd van het dorp en had een vriendinnetje, Lilly, hij liep al een aantal jaren achter haar aan zonder succes. Toen we terug waren was ze zo blij dat peter terug was dat ze hem zoende en vertelde dat ze van hem hield. Zij vond hem dus ook al een aantal jaren leuk, wat eigenlijk heel romantisch was. Maar ook heel grappig Onze vader kwam om de zoveel tijd bij ons op bezoek. Een van de mooiste bezoeken was in de zomer, toen peter en Lilly gingen trouwen, om twaalf uur toen ze elkaar bij het altaar het ja woord gaven begon het te sneeuwen en verscheen hij, tussen de bomen met zijn ogen vol trots, liefde en blijdschap.
Einde!
Simone Verver
|
|