Een gelige schim liep op een voor hem rustig tempo door de bossen. Af en toe op het nippertje moest hij nog een boom ontwijken, maar hij kwam nog zonder schrammen op een redelijk open plek. Hij had heerlijk gerend, zijn energie was hij nu redelijk kwijt. Pas nu keek hij om zich heen, wat was dit voor een plek? Nieuwsgierig, maar ook een klein beetje bang keek hij om zich heen. Die bangheid was er vooral omdat hij nu verdwaald was, de bomen leken telkens herhaald te worden hoe verder weg ze waren. Hij maakte zacht grommende geluidjes en ging toen zitten. Toen viel zijn oog op een appelboom, de appels waren aardig hoog, maar geen punt! Ook al was hij geen vliegpokémon, hij kon dit wel aan. Hij concentreerde zich op de appel en een kleine bliksemschicht roosterde het steeltje. Met een zachte plof viel de aantrekkelijke rode appel op de grond. Hongerig begon hij te eten, tot hij iets hoorde. Hij keek op maar kon niks vreemds ontdekken. Een diepe frons verscheen in zijn voorhoofd, maar verdween toen hij weer verder at.