Hijgend strompelde een kleine Totodile over de rand. vermoeid liet hij zich voorover op de grond vallen. Hij was er. Eindelijk. Toto proeerde zijn droge keel te slikken. Hij zuchtte en maakte met alle kracht die hij nog had een kleine waterbal en schoot de bal zacht in de lucht. Toto opende zijn bek en de water pulse begon weer te dalen en landden in zijn bek. Toto stond op. Hij zag in de verte het wonder schone meer. Hij strompelde naar beneden en liet zich in het water zakken. Hij nam een slok water en beon op zijn rug te drijven. Hij wou eerst even uitrusten. Er was vast wel iemand die hem zag of kwam. Toto sloot zijn ogen en dobberde verder op het meer.