Lichtelijk fronsend keek Houndoom naar de metalen pijp die voor haar lag. De pijp was nauwelijks even dik als haar hoorns, en was grijs gekleurd. Nou ja, net was hij in ieder geval grijs geweest. De pijp was inmiddels bedekt met roet, en was daardoor zwart gekleurd. Zwart… zou ze misschien ook een vlammenwerper kunnen gebruiken die geen roet achter zou laten? Nadenkend kauwde ze op haar onderlip. Als ze dat voor elkaar zou kunnen krijgen, zouden de vlammen die ze spuwde dan nog hetzelfde zijn? Houndoom trok een bedenkelijk gezicht, en dacht aan de vreemd gekleurde vlammen die ze ooit had gezien. Ze waren blauw geweest, net als water. Toch waren ze niet koud, en zelfs warmer geweest dan haar normale rode vlammen. Zouden haar vlammen ook een blauwe kleur krijgen, als ze wist hoe ze het roet zou moeten stoppen? Houndoom’s mondhoeken krulden omhoog, tot een gretige grijns. Ze zou het natuurlijk altijd kunnen proberen… En wat had ze eigenlijk te verliezen? Het stopte haar gevoel van verveling. Vanuit haar ooghoeken keek ze weer naar de zwart gekleurde pijp. Ze zou een nieuwe moeten zoeken. Deze kon ze niet meer gebruiken, omdat ze het mogelijke verschil hierop niet kon zien. Ze sloeg de pijp weg met haar poot, zonder op te letten waar hij naartoe schoot. Ze trippelde verder opzoek naar een tweede pijp, die ze al snel vond. Haar ogen glommen lichtjes van pret, alsof ze een nieuwsgierig kind was dat een nieuw speeltje uitprobeerde. Ze zette haar poot op de pijp om hem vast te houden, en ademde diep in. Ze verwachtte dat er niks zou gebeuren, al helemaal niet op de eerste keer. Terwijl ze uitademde, verscheen er een helder oranje gekleurde vlam samen met haar uitgeademde lucht, precies zoals het hoorde. Ze keek naar de pijp alsof ze er daadwerkelijk kwaad op was. Dacht ze soms dat het beter zou werken als ze ergens kwaad op zou zijn? Ze was wel eens vaker kwaad geweest, en ook toen was er geen blauw gekleurde vlam geweest. Een fractie van een seconde scheen ze het te zien. Een blauwe vonk tussen de grote oranje vlammen. Ze was verbaasd, en stopte haar vlammenwerper, deels om weer wat lucht in te ademen. Hadden haar ogen haar bedrogen? Houndoom glimlachte zwakjes. Als dat niet zo was, zou het vast puur geluk zijn geweest. Ze liet haar blik op de, alweer, zwart gekleurde pijp rusten. Ach ja, ze had tenminste een poging geprobeerd. Houndoom verstarde. Een hard geluid, alsof het gebouw waar ze in stond instortte, kwam van vrijwel direct naast haar. Voordat Houndoom kon omkijken, was het rommelende geluid afgelopen. Ze kneep haar ogen dicht tegen de grote wolk stof die op haar afkwam. Ze nieste door het stof dat haar neus terroriseerde. “Bah…” gromde ze geďrriteerd. Ze wreef met haar poot langs haar neus om het stof daar vanaf te wrijven. Ze nieste een laatste keer, voordat ze besloot dat het veilig genoeg was om haar ogen weer te openen. Haar rood gekleurde ogen schoten naar de muur toe, waar niks meer van over was. Een Gible lag in het midden van de kapot geslagen muur. Hij zag er bezweet uit, alsof hij hoge koorts had. Houndoom klemde haar kaken op elkaar, en staarde een tijdje met samengeknepen ogen naar de Gible. Had hij een poging gedaan om haar aan te vallen? Of… ja, wat was hij eigenlijk van plan geweest? Ze ontspande haar kaken wat, en stapte op te Gible af. Ze gokte dat hij nog jong was. Jonger dan haar, in ieder geval. Hij zou haar niks aan kunnen doen, wel soms? Ze hing inmiddels met haar kop boven de Gible, terwijl ze fronsend naar hem keek. Hij had de muur wel vernietigd, wat haar deed beseffen dat ze het beste op haar hoede kon blijven. “Gible, leef je nog?” zei ze. Een zachte grom ondersteunde haar stem. Geen vijandelijke grom, maar eerder een geďrriteerde grom. Voorzichtig duwde ze met haar poot tegen de kop van de Gible, in een poging hem wakker te maken.