Mayumi
Aantal berichten : 343 Registration date : 05-06-09
Over je pokemon Leeftijd: 10 jaar Status: Gezond Partner:
| Onderwerp: Mayumi do sep 13, 2012 8:14 pm | |
| Naam: MayumiGeslacht: VrouwelijkLeeftijd: 7 jaarSoort: AbsolType: DuisterUiterlijk: Qua uiterlijk ziet ze er gewoon uit als een absol. Ze is erg gespierd ondanks haar vrouwelijke voorkomen, maar deze spieren zijn grotendeels verscholen onder haar dikke vacht. Ook is ze groter dan gemiddeld, een resultaat van al het vechten en trainen om te overleven. Ze is verder erg gesteld op haar uiterlijk, en houdt zich altijd schoon, met een enkele uitzondering wanneer ze zich erg depressief voelt of erg ziek is. Ze ziet er dan meestal ook goed uit, met een dikke volle en glanzende witte vacht en heldere dieprode ogen.Karakter: Mayumi's karakter, tja. Ze is me er een. Haar karakter word sterk beïnvloed door de aandoening die ze heeft: een manie Dit zorgt ervoor dat ze het ene moment supervrolijk kan zijn en het moment erna ineens een chagrijnig mokkel word die iedereen afsnauwt. Haar gemoedstoestand kan dus ieder moment geheel omslaan, en Mayumi heeft er zelf geen vat op. Zo schrikt ze al gauw veel nieuwe potentiële vrienden af, waar ze niks aan kan doen. Ze weet ook totaal niet dat ze het heeft, dus maakt het haar steeds weer boos en verdrietig als het gebeurd, wat haar karakter geen goed doet. Ze is al niet de beste qua karakter, van zichzelf kan ze nogal arrogant zijn en last hebben van hoogmoed, maar misschien is dit erin gekomen doordat ze zo'n tijd zichzelf heeft moeten verzorgen en Pokémon die haar kwaad wouden zelf moest afslaan. Dan ontwikkel je vanzelf een masker om jezelf te beschermen en erachter te verstoppen. Ze heeft echt wel iets goeds in haar hart, en als je een geduldige Pokémon bent die niet te snel oordelen over iemand velt, of je treft haar in een van haar uitermate goede buien, dan kom je er vanzelf achter hoe ze echt is. Familie: Haar familie bestaat uit een groep absol die deel uitmaakt van een roedel in het gebergte waar Mayumi haar jeugd heeft doorgebracht. Uit hoeveel leden deze groep nog bestaat, is niet bekend. Wel zijn haar ouders niet meer in leven. Mayumi is enigst kind en heeft zelf geen kinderen. Geschiedenis: - Spoiler:
Mijn leven begon simpel. Ik was een jonge vrolijke en dartele absol en leefde samen met mijn ouders en familie in een grote roedel absols in het radargebergte. We leefden zij aan zij met de kale wezens op twee poten, die aan de voet van de berg een woonplaats hadden gebouwd vol met grote houten of stenen omhulsels waar ze in woonden en beschermd waren tegen weer en wind. De band tussen ons en deze wezens was zeer goed, we leefden in totale harmonie. Wij absols beschermden hen, en in ruil daarvoor kregen we van de wezens voedsel verstrekt in moeilijke tijden zoals strenge winters of bloedhete zomers, waarin de bergen ons weinig te eten boden. Bovenaan de berg bevond zich een vulkaan, waardoor de wezens in groot gevaar waren wanneer deze actief werd. Om te voorkomen dat ze stierven waarschuwde er altijd een Absol de wezens, ruim van tevoren, zodat ze konden evacueren. We waardeerden het voedsel en alle andere dingen die ze ons gaven, maar hun dankbaarheid was onze grootste prijs.
Tientallen of zelfs honderden jaren gingen er voorbij, en tot onze spijt werd het geloof van de mensen in deze ‘beschermers uit de bergen’ steeds minder en minder sterk. De vulkaan was minder actief dan vroeger, en nu de berg rustig was kwamen bevingen ook bijna niet meer voor. Wat er in resulteerden dat we veel minder vaak uit hoefden te rukken. Wanneer het niet nodig was onszelf te laten zien scholen wij in de diepste bossen van de bergen. In plaats van vrienden van de wezens veranderden we in legenden. Toch kwamen we elke keer weer als er een ramp dreigden, trouw als altijd. De mensen waardeerden het echter niet meer. Ze werden arroganter, ondankbaar. Ze begrepen niet hoe de natuurrampen ontstonden. En wanneer die wezens iets niet begrepen, zochten ze altijd iets om de schuld aan te geven. Hoe meer jaren er verstreken, hoe sterker ze erin geloofden dat wij de veroorzakers waren van de natuurrampen, in plaats van de voorhoeders. Ze noemden ons de ‘rampen-Pokémon’ En zo langzaamaan veranderde hun liefde in haat. Haat voor de witte wezens met die duivelse rode ogen uit de bergen die de vulkanen lieten uitbarsten, de donderstormen over het land lieten trekken, de aarde bij een aardbeving lieten beven en nog veel meer. Het werd steeds erger en erger, de haat verblindde de mensen en dreven ze aan tot moord. Wanneer een absol zich liet zien bij het dorp om te waarschuwen voor aankomend gevaar, vluchtten niet alle mensen weg maar bleef er een groep mannen die gewapend achter de desbetreffende absol aan gingen om die zijn dood in te jagen. Dat geluid, dat ene geluid galmde voor de eerste keer door onze oren en was voor eeuwig in ons geheugen gegrift en gebonden aan de dood van de leider van onze roedel. Het deed ons groot verdriet dat de wezens ons verraden hadden, maar wij bleven trouw aan ze, en lieten steeds weer een van ons zien wanneer er een ramp op komst was. En nu volgde elke keer weer dat geluid, en de roedelleden kwamen steeds nooit terug. In de nacht keken wij wel eens of we ze terug konden vinden, maar dit was ons slechts één keer gelukt. Een roedellid met een kleine ronde wond in zijn borst, en ook een in zijn rug. Wat kon dit betekenen?
En toen kwam er weer een van die dagen. Het had al dagen zwaar geregend, de bergmeren zaten helemaal vol en de gletsjers smolten sneller in deze tijden. Dit zorgde ervoor dat de rivieren enorm groot en diep werden en wild naar beneden stroomden. Dat was nog niet zo’n probleem, de mensen waren dat wel gewend en verzetten de hutten die vlak bij de rivier stonden. Maar wij voelden een ramp aankomen. De bergen waren weer onrustig. Boven in de bergen zou er een beving komen, waardoor het water van het grootste meer bovenin over de kant geslagen zou worden en er een enorme hoeveelheid water naar beneden zou komen. Zoveel dat de rivieren in een enkele keer zo ver uit zijn voegen zou treden dat het hele dorpgebied zou overstromen. Deze keer was het de beurt aan mijn ouders om uit te rukken. Meestal was het de regel dat er één absol tegelijk zou gaan, maar mijn ouders waren zo ongerust over elkaar dat de oudste van de groep, die de leiderrol had overgenomen, het had toegestaan dat ze samen gingen. Maar ik had een vreemd gevoel hier over. Zo’n gevoel dat iets helemaal fout zat, dat er iets vreselijks ging gebeuren. Ik spurtte naar mijn ouders toe en smeekte ze om niet te gaan, maar zij namen de taak serieus en vertrokken richting het dorp. Ik wou achter ze aan gaan, maar ik werd tegengehouden. Ik kreeg het echter voor elkaar om later toch de groep te ontglippen, en ik volgde het oh zo bekende pad richting het dorp die iedere absol van de groep met ogen dicht kon belopen.
Dus volgde ik het pad dat ik al zo goed kende. Het was een vrij lang eind lopen, en onderweg was de omgeving indrukwekkend. Alles was grijs en grauw door de bewolking en de rivieren waren diep en stroomden woest. Er waren veel meer zijstromingen ontstaan uit de rivier, waardoor ik af en toe goed mijn best moest doen om er overheen te komen. Uiteindelijk kwam ik dan bij het dorp uit , aan de voet van de berg. Hier was de rivier het aller wildste en waren veel delen al overgelopen door de regen. Met veel moeite werkte ik me over de natte velden heen tot ik mijn ouders zag. Ze waren al bij het dorp geweest, en hadden nu geprobeerd aanstalten te maken om weg te komen. Op dat moment was de beving te voelen. Ik zag mijn ouders verschieten en elkaar verschrikt in de ogen kijken. Ze wisten dat de tijd drong en dat ze nu snelheid moesten maken om op tijd bij de roedel te komen. Ze wouden vast mij weer terug zien, veilig en wel. Een schuldgevoel kroop in mijn borst en knaagde aan me. Wanneer ik omkeek, zag ik de kale wezens al uittrekken met hun knallende lange buizen, op jacht op mijn ouders. Deze zagen het ook en probeerden weg te komen, maar het water baande zich een weg door het hele gebied, en het was zeer lastig om de ondiepe stukken te vinden en veilig weg te komen. De kale wezens kwamen ondertussen dichtbij, en schoten. Mijn vader dook, het schot was mis. ‘’Stommelingen! Stop met achter ons aanzitten en maak dat je hier weg komt!’’ schreeuwde hij gefrustreerd richting de mensen, ook al wisten we dat ze ons niet konden verstaan, ze antwoordden namelijk nooit terug. En nu was dat ook niet het geval.
Ze gingen door, en schoten met meerderen tegelijk. De kogels werden steeds moeilijker te ontwijken, en het terrein werd steeds moeilijker om over te steken. Ze zaten vast. Eén misstap en ze werden meegenomen door de stroming van het water, maar tegelijkertijd was het van cruciaal belang snel te beslissen omdat die wezens achter hen aan zaten. Ik moest ze afleiden. Ik maakte me nu zichtbaar en liet een roep horen. De wezens keken mijn kant op, maar blijkbaar was ik de hoofdprijs niet waardig. Waarschijnlijk omdat ik klein was, eerst moesten mijn ouders er aan. Mij konden ze later altijd nog makkelijk grijpen. Dus tot mijn schrik draaide ze hun hoofden weer om en schoten. Dit keer wel raak. Het was eerst mijn vader die eraan moest geloven. Waarschijnlijk kozen ze hem uit omdat hij de grootste van de twee was. Hij slaakte een rare kreet van pijn en stortte daarna in, waarna het water hem greep, en omdat hij niet tegenstribbelde, nam het water hem mee de rivier in. Ik kon hem nog een moment mijn kant zien opkijken, een moment die in mijn geheugen gegrift staat en mij nooit meer los zou laten. Mijn moeder wachtte hetzelfde lot. Nog een knal klonk, en weer een kreet van pijn en machteloosheid. Ik kon het niet eens meer over mijn hart verkrijgen te kijken hoe mijn moeder neer zou stortten. Mijn kleine hartje kon het niet meer aan. Ik draaide me om, en rende. Zo hard als ik kon, de berg af, richting het gebied waar de rivier niet doorheen liep. Weg van de mensen, weg van het water, weg van de plek waar ik zojuist mijn ouders verloren had.
En dat is hoe ik in één dag mijn ouders, mijn roedel en mijn thuis verloor. Ik ben nooit meer teruggekeerd. Ik ben bang voor wat er met de roedel gebeurd is. Bang om te weten dat er misschien niemand meer over is. Dat ze ten slachtoffer gevallen zijn door de aardbeving, het water, of uiteindelijk toch door een dodelijke kogel door het lichaam. De pijn in mijn hart is te groot, de herinnering lijkt –ondanks dat het vijf en een half jaar geleden terug was – veel te vers in mijn geheugen. Ooit zal de dag komen dat ik mijn moed bij elkaar raap en terug keer naar waar het allemaal begon.
|
|