Het zeewier dat zich bevond op de bodem van de zee bewoog rustig heen en weer. Magikarp en Feebas zwommen op hun gemakje rond, op zoek naar voedsel. Plots weken ze uiteen en zwommen ze angstig weg voor een gedaante. Deze ging sneller dan elk ander waterwezen. Dit mede dankzij zijn gestroomlijnde lichaam, grote vinnen en sterke poten en staart.
Taresh maakte een aantal krachtige slagen en zwom zo naar het oppervlak. Het zeewater werd steeds lichter en wilder. Toen hij eenmaal zijn blauwe kop boven het water stak weerklonken de donderslagen door de lucht. Het stormde, en flink ook. Hij wende zijn zwarte ogen naar de grijze lucht en grijnsde. Dat het stormde vond hij niet erg, integendeel, hij vond het vermakelijk. Dit om een bepaalde reden. Taresh dook weer onder water, maakte een scherpe draai en begon toen razendsnel weer naar boven te zwemmen. Door zijn snelheid en de kracht waarmee hij zich af zette kwam hij ver boven de zee uit. In de lucht opende hij zijn snavel en vuurde hij een Ice beam af. De Ice beam belande in het water en vormde een klein plateau. Taresh maakte een salto en lande erop. Hij ging op twee poten staan en begon met de golven mee te surfen. Het ging snel, heel snel. Soms bereikte hij wel een hoogte van twee meter. De zee deed zijn best zijn surfplank om te kieperen, maar Taresh was de golven iedere keer te slim af.
Uiteindelijk bereikte Taresh de kust. Hij zette zich af en sprong in het zand, terwijl zijn van ijs gemaakte surplank te pletter sloeg tegen de rotsen. Rustig keerde hij zich om en liep hij naar een duinhelling. Hier liet hij zich op de grond vallen en maakte hij het zichzelf gemakkelijk door kalm zijn ogen te sluiten en te luisteren naar het bulderen van de storm. Een geamuseerde maar kille grijns verscheen op zijn gezicht.