Hijgend sjokte een Totodile door de Marbe mountains. Zijn staart achter zich aan slepend. In zijn hoofd stuiterde alle gedachten aan de moord op zijn familie. Elke gedachte die zijn hoofd binnen wurmde werd meteen weggevaagd. de snee langs zijn bek was hevig rood en bonkte van de pijn. Zijn woede was zo intents dat als hij zou blijven afreageren met aanvallen nog heel wat weken bezig zou zijn. Hij ademde zwaar en keek naar een grote rots voor hem. Hij zou trainen. Sterker worden en zijn grootste nachtmerrie laten uitkomen: evolueren. Hij maakte een salto achterover en wou zich afzette tegen een andere rots. Zijn ogen gloeiden fel blauw en hij schoot naarvoren. Water omringde zijn gehele lijf en hij had zijn voorpoten gestroomlijnd tegen zijn borst aangedrukt. Hij brak dwars oor de rots heen die in stukken spat. Toto maakte een salto en in een seconde werd zijn rechter vuist omgeven door Ijs en hij mepte de grond zodat er schuren door de grond trokken. Toto zwaaide kalmpjes met zijn staart. Zijn rechter klauw kreeg een paars blauw achtige gloed. Hij begon rond te draaien en sloeg met een krachtige klap rotsen door midden. Hij stopte met draaien en bleef stil. Hij maakte een salto achteruit en drukte zich in een uitholling van een rots wand. Langzaam hoorde hij voetstappen dichter bij komen sloom keken zijn ogen van lings naar rechts en tussen zijn handen vormde een licht blauwe bol van water klaar om aftevuren wanneer dan ook op wat dan ook.